Een van de meest creatieve schaakspellen die te zien is in het Schaakstukkenmuseum is de winnaar van de Ontwerpwedstrijd 2014. Irmgard Ballast maakte haar schaakstukken van de binnenband van een fiets. De uitvinding van de luchtband heeft het fietsen radicaal verbeterd.
Hoewel fietsen typisch Nederlands is en nergens ter wereld meer fietsen per inwoner zijn dan in Nederland, fietsen we eigenlijk nog niet zo heel lang. Ook de fiets zelf is geen Nederlandse uitvinding. Het eerste wat enigszins op een fiets lijkt, is de loopfiets. De Duitser Karl von Drais ontwikkelt rond 1817 een houten loopfiets, die hij de draisine noemt. De loopfiets luistert ook wel naar de naam houten paard, als vervanger van het echte rijdier. Misoogsten teisteren Europa in deze periode, en ook het paardenvoer is duur. Een houten vervanger is een optie want het gaat drie keer zo snel als gewoon lopen. Maar echt praktisch is deze loopfiets niet en behalve de elite gebruiken weinigen hem.
De loopfiets heeft echter wel mensen aan het denken gezet en vanaf 1861 bouwen vader en zoon Michaux een draisine met trappers aan het voorwiel. Deze vélocipède is te bewonderen op de wereldtentoonstelling van 1867 in Parijs, wat de vraag danig opschroeft. De banden zijn van hout en het frame is van ijzer wat het de typerende bijnaam boneshaker oplevert. Deze vélocipède is duur en begint als speeltje voor de rijken. In een chique rijkostuum rijden ze rond in speciale rijscholen of rijhallen, omdat het niet te doen is om met houten wielen over de hobbelige straat te rijden.
Stoere fietsers
Ook in Nederland zijn we onder de indruk van dit staaltje techniek, dat vanaf 1868 geïmporteerd wordt. In Amsterdam openen de eerste fietsenzaken hun deuren en rijscholen bieden fietslessen aan en testritjes voor diegenen die een fiets zouden willen aanschaffen. Op dat moment zijn het vooral jonge mannen van goede komaf die aan het fietsen slaan. Het is niet zonder gevaar en vooral weggelegd voor sportievelingen. Hun voorkeur gaat uit naar races.
De boneshaker ontwikkelt zich op een manier waarvan wij nu vaak denken dat het de eerste fiets is, namelijk de hoge bi. Om sneller te kunnen rijden, wordt het voorwiel vergroot tot wel twee keer de maat van ons huidige wiel, en het achterwiel verkleind. Een opstapje boven het achterwiel helpt je om op dit wankele gevaarte te klimmen. Eenmaal in het zadel is vooral remmen gevaarlijk, omdat je dan heel makkelijk voorover kukelt. De jonge mannen die deze sportfietsen berijden zijn dan ook echte waaghalzen.
Hoewel deze fiets in onbruik raakt, zijn er wel degelijk technische ontwikkelingen overgenomen om de fiets te verbeteren. Zo hebben de wielen van de hoge bi ijzeren spaken en zijn de banden van massief rubber. Een andere techniek die later van pas zou komen, is een aandrijvingsmechanisme van een ketting met tandwiel. Dit is toegepast bij de driewieler, een nieuwe hoge bi met twee zijwielen. Deze driewieler is vooral geschikt voor dames, omdat ze er makkelijker op kunnen stappen en het fietsen zelf ook een stuk minder gevaarlijk is. De mannelijke wielrijders mijden de driewieler over het algemeen want ze vinden hem niet stoer genoeg.
Lucht voor kinderfietsje
Er gebeurt dus genoeg in fiets-ontwikkel-land en fabrikanten kopiëren elkaars geslaagde experimenten. De modellen worden steeds beter en vanaf 1886 komt de Engelse Rover op de markt, ook wel een safety genoemd omdat deze fiets een stuk veiliger is dan een hoge bi. De safety is de blauwdruk van de moderne fiets, inclusief ketting en een buizenframe. Maar echt comfortabel is deze fiets nog steeds niet, vanwege de massieve rubberen banden. Dit verandert pas met een uitvinding door de Schotse veearts John Boyd Dunlop. In 1888 zet hij een luchtband op het kinderfietsje van zijn zoon.
Vervolgens testen wielrenners de eerste luchtbanden op safety fietsen. (Het woord fietsen raakt vanaf 1885 in zwang). De fietsen rijden niet alleen een stuk comfortabeler door de schokdemping van de luchtband, ze gaan ook nog een stuk sneller. Dunlop was alleen niet de eerste met het idee: in 1845 bleek er al een vergeten patent te zijn verleend voor luchtbanden. Concurrenten slaan nu toe, zoals een andere nog steeds bekende naam Michelin, wat alleen maar positief is voor de consument. De banden worden steeds beter en goedkoper. In Nederland maakt de luchtband in 1890 zijn entree: de heer P.W. Scheltema Beduin racet ermee op de Scheveningse wielerbaan. Voor de start wordt hij uitgelachen vanwege zijn lelijke dikke banden, maar het lachen vergaat de rest al snel.
Ook voor de werkman
Was fietsen eerst een vrijetijdsbesteding voor de elite, vanaf 1880 ontdekt de gegoede burgerij in de grote steden de lol ervan. De fiets wordt ook steeds beter en vanwege goedkopere productie betaalbaarder voor meer mensen. Aan het eind van de eeuw gaat de fiets langzaam deel uitmaken in het arbeidsproces: in 1897 voert de politie in Leeuwarden de eerste dienstfietsen in en al snel volgen andere gemeenten en andere overheidsorganen zoals de post, de telegraafdiensten en de brandweer. Op deze manier komen veel lagere ambtenaren voor het eerst in aanraking met de fiets.
Hoewel een deel van de elite en vervolgens de gegoede burgerij protesteert tegen het verlies van de exclusiviteit van fietsen, zien de liberalen voordelen: fietsen is een belangrijke lichamelijke en geestelijke ervaring waarbij controle, zelfstandigheid en onafhankelijkheid aangeleerd kan worden. Dit zijn niet alleen deugden die van belang zijn voor de burgerij maar nog essentiëler voor de opvoeding van het gewone volk. Door arbeiders te laten fietsen, leidt je ze op tot fatsoenlijke burgers. Daarnaast zullen arbeiders snel doorhebben dat fietsen en drinken geen goede combinatie is, dus dat is extra winst.
De werkende klasse ontdekt langzamerhand de fiets, niet alleen voor tijdens het werk maar ook als vrijetijdsbesteding. Na de eeuwwisseling groeit het aantal fietsen gestaag tot het onmisbare middel van vervoer en plezier dat het nu is voor bijna alle Nederlanders.
Door Marjolein Overmeer
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.