December is een maand van bezinning. Maar ook de maand van overdadige maaltijden en cadeau’s. Een goed moment voor de farmaceutische industrie om relatiegeschenken op te sturen naar artsen. Ridder Dijkshoorn, zelf psychiater, vertelt hoe de sporen hiervan ook te vinden zijn in het Schaakstukkenmuseum en wat de gevolgen zijn van dit soort ‘cadeautjes’.
In de collectie die ik van de erven van de heer Glotzbach heb kunnen overnemen, komt een schaakspel voor van kunsthars (of bakeliet?). De stukken van dit spel hebben een holle ruimte aan de onderkant. Oorspronkelijk hebben daar capsules van een nieuw antibioticum in gezeten, die als relatiegeschenk door artsenbezoekers aan de artsen werd gegeven.
De artsen in kwestie hadden hiervoor eerst een praatje van een kwartier aangehoord waarin de zegeningen van het medicijn werden verteld. Sponsoring heette dat. En het geven van dit soort ‘spiegeltjes en kraaltjes’ (en agenda’s, pennen, kalenders enzovoort) waren nog peanuts bij de andere verwennerijen: sponsoring van een nascholingsbijeenkomst in het buitenland bijvoorbeeld.
Het zal duidelijk zijn dat de farmaceutische industrie daarbij wel uit ging van het ‘voor wat hoort wat’-principe. En deze verwachtingen kwamen meestal uit: de arts was geneigd toch dit middel te gaan voorschrijven. Daarom is nu paal en perk gesteld aan deze vormen van sponsoring. Dus als uw arts u nu vertelt dat hij voor nascholing naar een luxe skioord in het buitenland gaat, kunt u er -hopelijk- vanuit gaan dat hij de kosten hiervan uit eigen zak betaalt.
Gesponsorde wetenschappers
Iets anders is de sponsoring van onderzoek naar de effectiviteit van een nieuw geneesmiddel. Daarbij komt vaak groot geld te pas. Officieel wordt een onderzoeksteam van een universiteit ingehuurd, waarvoor de universiteit dan betaald krijgt. Geheel en al volgens de wens van de regeringen die de begrippen ‘marktwerking’ en ‘neo-liberalisme’ hoog in het vaandel hebben: de kosten van universiteiten afschuiven op het bedrijfsleven.
Maar daarbij wordt wel de onafhankelijkheid van de onderzoekers ingeperkt. En bovendien moeten de onderzoekers ook ‘productie’ maken: een verplicht aantal publicaties per jaar in vaktijdschriften geplaatst zien te krijgen.
Volgens de Deense schrijver en arts Peter C. Gotzsche gaat het daarbij faliekant mis: vaak worden de onderzoeken geschreven door ghostwriters van de fabrikant zelf en plaatsen de onderzoekers van de universiteiten maar wat graag hun naam onder een dergelijk artikel, om daarmee aan de normen van hun publicatieverplichting te kunnen komen.
Niet beter dan placebo
Dit is volgens Gotzsche nog maar één kant van deze kwalijke praktijken; het andere probleem is dat de fabrikanten meestal ‘knoeien’ met de resultaten van het onderzoek om hun middel zo effectief mogelijk te laten zijn ten opzichte van een placebo (een nep medicijn dat in een dubbelblind studie ingezet wordt bij de helft van de proefpersonen).
Gotzsche gaat daarbij nog een stap verder: bij doorspitten van de gegevens blijkt vaak dat het betreffende medicijn überhaupt niet werkzamer zou zijn dan de placebo. En nog een stap verder: vaak heeft het wel veel bijwerkingen, die soms zelfs dodelijk kunnen zijn. Om die reden zouden bijvoorbeeld antidepressiva beter niet voorgeschreven moeten worden. Met deze stellingen (uitgewerkt in twee behoorlijk dikke paperbacks) maakt hij geen vrienden onder artsen en psychiaters.
Gotzsche geeft aan dat hij zelf graag de discussie met de artsen en psychiaters aangaat. Soms gebeurt dat ook in georganiseerd verband tijdens symposia, maar de standpunten blijven daarbij ver uiteen; misschien een beetje omdat Gotzsche zijn standpunten recht overeind houdt, waardoor de artsen en psychiaters zich niet gehoord voelen in hun kritiek op Gotzsches stellingen. Voor mij is het moeilijk kiezen tussen de beide standpunten; wellicht ligt de waarheid ook bij deze discussie ‘in het midden’.
Nodig of niet?
Voor mij is wel een ding heel duidelijk: ècht neutraal onderzoek kan alleen gedaan worden door volledig onafhankelijke instituten en onderzoekers. Dus: we moeten weer terug naar de situatie waarbij de universiteiten geheel door de overheid gefinancierd worden en de marktwerking geheel en al buiten de deur wordt gehouden. Dat kost een bak geld, maar het kan zich terug verdienen doordat er beter gekeken zal worden naar de vraag of een bepaald medicijn ècht effectief is. Zo niet, dan mag het niet op de markt verschijnen.
Ook moet duidelijk zijn of het medicijn wel ècht nodig is. Zo wordt er volgens Gotzsche goud geld verdient aan cholesterolremmers, terwijl daarbij ook gesjoemeld is met de vraag wanneer er nu ècht sprake is van een te hoge cholesterolspiegel in het bloed. En hetzelfde geldt volgens hem ook ten aanzien van antidepressiva medicijnen bij depressies. Daarbij denk ik dat ook hier ‘de waarheid in het midden ligt’. Ik ben benieuwd naar uw mening.
Door Ridder Dijkshoorn
(Directeur Schaakstukkenmuseum en psychiater)
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.