Op het schaakbord is het Romeinse pantheon een kopie van de Griekse goden. Maar hoe zat dat in de Klassieke Oudheid zelf? Hoe gingen de Grieken en Romeinen met hun vele goden om?
In het Schaakstukkenmuseum staat het Schaakspel van de Goden, een imposant schaakspel en een waar kunstwerk, ontworpen door de Amerikaan Stuart Mark Feldman. De tot wel 15 centimeter hoge gesculpteerde schaakstukken zijn gemaakt van zuiver wit en zwart porselein. De witte stukken stellen de Griekse goden voor, met natuurlijk Zeus als Koning en de godin van de liefde Aphrodite als Koningin. De wijze godin Athena is de Loper naast de Koningin en god van de reizigers Hermes het Paard. Een beetje verwarrend is alleen wel, dat Zeus zijn eigen Loper en Paard heeft, namelijk Poseidon en Artemis. Dan is er nog de Toren in de vorm van de iconische Ionische zuil en de Pionnen stellen griffioenen voor.
Aan de zwarte kant van de Romeinen vinden we, zoals te verwachten, de equivalenten van de Griekse goden. Jupiter en Venus als Koning en Koningin, Neptunus en Diana aan de Koningszijde en Minerva en Mercurius aan de zijde van de Koningin als Loper en Paard. Ook hier een iconische zuil als Toren, namelijk de Korintische. Hoewel deze zuil van oorsprong tot de klassiek Griekse architectonische bouworde behoort, was hij vooral in de Romeinse tijd erg populair. Als laatste koos Feldman voor zijn Pion de beroemde oorlogsarend, die de Romeinse legioenen met zich meedroegen op oorlogspad. De strijd kan beginnen…
Gefuseerde goden
De Klassieke goden zijn niet alleen alom vertegenwoordigd op het schaakbord maar waren dat ook in het dagelijks leven van de mensen in de Oudheid. De vele religieuze feesten en rituelen bepaalden de kalender en in zowel de steden als op het platteland waren overal tempels en heiligdommen te vinden. Religie in de Oudheid bestond uit een vrijwel oneindige variëteit van religieuze goden en de bijbehorende offers en overige verering, waarbij de Grieken en Romeinen elkaar beïnvloedden.
In de derde eeuw voor Christus hadden de Grieken hun politieke onafhankelijkheid aan de Romeinen verloren, maar de onderlinge kruisbestuiving tussen beide religies was al een tijdje aan de gang. De meeste Romeinse goden zijn ontleend aan de Griekse, maar dat wil niet zeggen dat ze precies hetzelfde waren of allemaal dezelfde functie hadden. Ook de rituelen rondom de verering konden sterk verschillen en belangrijke Griekse goden konden minder populair zijn bij de Romeinen en andersom. Zo stond de oorlogsgod Mars bij de Romeinen een stuk hoger in de hiërarchie dan Ares bij de Grieken.
Het Klassieke pantheon stond open voor goden uit andere culturen en zowel de Griekse als de Romeinse godenwereld is sterk beïnvloed door religies uit de omliggende gebieden. Met name de Romeinen waren daarin erg praktisch: ze gaven de goden uit de veroverde gebieden een extra Latijnse naam en incorporeerden ze zo in hun eigen godenwereld. Daarbij keken ze naar de meest voorkomende overeenkomsten tussen de lokale en de Romeinse god. In Gallië bijvoorbeeld vereerden de Kelten de god Grannus, die gelinkt werd aan helende bronnen. De Romeinen doopten deze god om tot Apollo Grannus. Dit wil niet zeggen dat Apollo en Apollo Grannus één en dezelfde god waren. De manieren waarop mensen dit soort gefuseerde goden vereerden of afbeeldden kon per gebied erg verschillend zijn.
Interpretatie van de goden
Goden waren overal en atheïsme in de moderne zin van het woord bestond niet. In het Grieks betekende atheos traditioneel gezien niet dat je niet in goden geloofde maar dat de goden je in de steek hadden gelaten. Dit stond gelijk een een goddeloos en zeer slecht persoon. Pas vanaf de tweede helft van de vijfde eeuw voor Christus komt de term in zwang voor mensen die te weinig of zelfs helemaal niet toegewijd waren aan de goden. Hierbij gaat het vaak om een beschuldiging in rechtszaken.
Zo werd de filosoof Epicurus aan het einde van de vierde eeuw voor Christus beticht van atheïsme. Hij ontkende en pleitte dat er wel degelijk goden bestonden, maar dat ze zich totaal niet bezig hielden met de mensen op aarde. Het had dus helemaal geen zin om ze te vereren of, erger nog, bang voor ze te zijn. Maar het was juist deze instelling waarmee hij zichzelf en zijn volgelingen de verdachtmakingen op de hals had gehaald. Vandaar dat de epicuristen toch maar meededen aan religieuze rituelen en feesten, om de autoriteiten tevreden te houden.
Epicurus was niet de enige filosoof die vraagtekens zette bij de traditionele manier van leven met de goden. Door de eeuwen heen ontwikkelden zich verschillende filosofische stromingen met kritische opvattingen over wel en niet in de goden of überhaupt in iets geloven. Dit ging gepaard met levendige inhoudelijke debatten over wie of wat de goden waren en hoe de mensen het beste met ze om konden gaan.
Ondanks kritiek op de goden of de religieuze rituelen, speelde religie wel degelijk een belangrijke rol bij de filosofen. Mythologische verhalen door antieke dichters, zoals die van Homerus, werden niet als onwaar bestempeld maar anders geïnterpreteerd. De goden hadden in deze mythen volgens de filosofen een te menselijk karakter, met al hun jaloezie, wraakzucht en ijdelheid, die de dichter niet letterlijk zo had bedoeld. Er zat een diepere waarheid achter, die de filosofen moesten onthullen…
Wraakzuchtig en ijdel of niet, de schaakstukken van het Klassieke goden spel staan er majestueus bij. Kom ze snel een keertje bekijken in het Schaakstukkenmuseum!
Door Marjolein Overmeer
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.