2020 is een historisch jaar. De Brexit hing al tijden dreigend in de lucht en is het nu toch echt een feit: Groot-Brittannië hoort sinds 1 februari niet langer bij de EU. Ondanks dat dit de economische verhoudingen verandert, zal het de wederzijdse beïnvloeding niet in de weg staan, zoals het verleden laat zien.

Vanwege de Brexit staat Groot-Brittannië deze maand in de schijnwerpers, het land waarmee we al eeuwenlang nauwe banden onderhouden. Het Schaakstukkenmuseum heeft meerdere Britse schaakspellen in de collectie. Dit klassiek ogende spel met de zilveren paardenhoofden uit de Collectie J.M. Glotzbach (nummer 58 in de catalogus) is daar één van. De heer Glotzbach heeft het in 1982 gekocht bij een boekhandel in Den Haag.

Oproep Engelse koning

Vrij verkeer en migratie tussen Groot-Brittannië en Nederland hoort na het jaar 2020 tot het verleden. Hoe anders was dat in de tweede helft van de 17e eeuw! Konink Karel II liet in juni 1672 zelfs bij koninklijk decreet verkondigen dat alle Nederlanders van harte welkom waren om zich te vestigen in zijn land. Op dat moment had de Republiek het zwaar – het jaar zou ook de geschiedenisboeken ingaan als het Rampjaar: De Nederlanden waren sinds maart van alle kanten aangevallen. Vanaf zee door de Engelsen, vanuit het zuiden door de Fransen en vanuit het oosten door de Duitsers. Uiteindelijk zou de Republiek het Rampjaar ternauwernood overleven, maar in economisch opzicht betekende dit het begin van het einde van de Gouden Eeuw.

Engeland nam vervolgens de overheersende overzeese handelspositie van de Nederlanden over, en daarmee de rijkdom. Niet alleen de Britse elite werd rijker en rijker, alle lagen van de bevolking profiteerden mee. Dit was onder andere te zien aan de veranderende kunstmarkt. Waren Engelse reizigers eerder nog stomverbaasd dat niet alleen de Hollandse elite schilderijen in hun huis hadden hangen, vijftig jaar later ging het in Londen dezelfde kant op. Wat minder bekend is, is dat Nederlandse schilders daarin een belangrijke rol hebben gespeeld. Zij zagen economische kansen aan de andere kant van de Noordzee, nadat de eigen kunstmarkt steeds verder in het slob was geraakt. En zeker na de oproep van Karel II vertrokken tientallen schilders naar Engeland.

Massaproductie

De hertenjacht, Abraham Daniëlsz. Hondius, 1650 – 1695

(Zuid-) Nederlandse schilders speelden al een belangrijke rol in de Engelse kunst. Bekende namen als Anthonie van Dyck waren op uitnodiging naar het hof gekomen en schilderden de mooiste portretten voor de adel. De schilders die later in de eeuw richting Londen reisden, waren niet allemaal hofschilders. Verre van zelfs. De meesten maakten goedkope werken, maar wel vaak in de stijl van bekende Nederlandse meesters. Zoals er eerder in de Nederlandse Gouden Eeuw een markt was ontstaan voor goedkope schilderijen, echte massaproductie, zo kwam die na de komst van de Nederlandse schilders ook op gang in Engeland.

Wanneer de Nederlandse schilders op de bonnefooi naar Engeland waren gevaren, hadden ze niet onmiddellijk werk als ze van de boot afstapten. Gehaaide kunsthandelaren namen de schilders in dienst tegen een vast salaris en kost en inwoning, in ruil voor meerdere schilderijen per week. Wanneer de werken aansloegen, wat nog al eens gebeurde aangezien de Hollandse schilderstijl populair was, streken de handelaren alle winst op. Maar wanneer na enkele jaren het contract afliep, had de schilder naam gemaakt en kon hij als zelfstandige verder.

Kunstveiling

Tot 1680 werkten de schilders voor ateliers, kunsthandelaren of voor rijke opdrachtgevers. In de Nederlanden was er nog een andere component: daar hadden schilders hun schilderijen ook via veilingen kunnen verkopen. Het ging dan met name om veilingen op jaarmarkten of andere openbare gelegenheden, waar de schilderijtjes voor een klein prijsje in handen kwamen van de massa.

In Engeland was dat onbekend, tot 1674. In dat jaar vond naar Hollands voorbeeld de eerste kunstveiling plaats. In de eerste jaren bezocht alleen de elite deze veilingen, aangezien slechts dure werken van bekende meesters onder de hamer werden gebracht. Maar vanaf de jaren tachtig organiseerden enkele kunsthandelaren honderden veilingen in koffiehuizen, kroegen en beursgebouwen. Hier konden de Nederlandse migrantenschilders hun werk gaan verkopen en dat deden ze dan ook gretig. Uit onderzoek blijkt dat 10% van de geveilde werken door in totaal 30 Nederlandse schilders was gemaakt. Sommigen van hen hadden honderden werken op hun naam staan, zoals de Rotterdamse Abraham Hondius die beroemd was vanwege zijn jachttaferelen. Rond 1674 vertrok hij naar Londen en tot zijn dood in 1691 zijn er in totaal 285 werken van hem terug te vinden in de veilingcatalogi.

Invloed Nederlanders

Koffiehuis in Londen, circa 1690 (British Museum CC BY-NC-SA 4.0)

Minder gesitueerden konden nu ook schilderijen kopen, wat ze volop gingen doen. Maar niet alleen de middenklasse hing hun huizen vol met de goedkope massaproductie van de Hollandse migrantenschilders, ook bij de rijken waren deze werken populair. De veilingcatalogi prezen de schilderijen aan als leuk decoratiemateriaal voor in het trapgat of boven de deur. De dure portretten hing je op een prominente plaats en de rest vulde je op met werk van minder bekende schilders. Daarnaast was er een enorme bouwexplosie aan de gang. Londen trok veel mensen aan, en die moesten wonen en hun huis gedecoreerd hebben. Buiten de stad lieten de nieuwe rijken landhuizen bouwen en de adel knapte hun buitenhuizen op: zij hadden allemaal schilderijen aan de muur nodig.

De aanwezigheid van de Nederlanders en de vraag naar hun werk veranderde de Engelse kunstmarkt enorm. De migrantenschilders maakten van schilderijen een massaproduct, introduceerden de verkoop via veilingen en breidden de onderwerpen van de schilderijen enorm uit. Zij die buiten het hof werkten, lieten de gewone Engelsen kennis maken met een heel nieuw repertoire aan stillevens, landschappen, zeeschilderijen en genreschilderijen. Deze nu vaak vergeten schilders leverden een onderschat aandeel aan de Britse schilderkunst. Zonder de uitnodiging van Karel II en de daarop volgende migratie was die schilderkunst een stuk minder gevarieerd geweest. Zo leert de geschiedenis ons een mooie les, nietwaar?

Door Marjolein Overmeer